De stilte van de jungle kent vele geluiden

Zonsondergang klooster sri lanka

Begin 2024 verbleef ik voor de eerste keer enkele maanden in een Boeddhistisch klooster in Sri Lanka. In dit uitgebreide verslag heb ik geprobeerd in woorden wat te vangen van de onbeschrijflijke ervaringen die ik daar heb meegemaakt. Ik wil je uitnodigen om rustig de tijd te nemen om het te lezen. De begeleidende foto’s zijn door mijzelf gemaakt.

kuti hutje klooster sri lanka
Mijn hutje in het klooster, rechts naast de deur zie je het stok van de bezem. Deze zet je nooit rechtop, dan lopen de mieren zo je hutje in.

Zittend in meditatiehouding in mijn kleine hutje in de jungle, hoor ik plotseling de ritmische slag tegen de boomstam waar ik de afgelopen weken zo bekend mee ben geraakt: etenstijd. Het is half zes en de eerste meditatie zit erop. Als ik buiten kom zie ik dat het nog net te donker is om zonder zaklamp onder het dichte bladerdak iets te zien, en ik moet opletten dat ik niet struikel over uitstekende wortels. De jungle maakt zich klaar voor een nieuwe dag, en ik loop opmerkzaam naar de Dana Sala (eetzaal) voor het ontbijt. Naarmate ik dichterbij kom hoor ik steeds duidelijker het ritmische gezang: “… supaṭipanno bhagavato sāvakasaṅgho…” Ik verlaat de beschutting van de bomen en het is meteen een stuk lichter. Vleermuizen, die van het laatste stukje duisternis gebruikmaken, schieten langs me heen.

Als leken, oftewel niet-monniken die verblijven in het klooster, dragen we allemaal wit en zingen we de wachtende monniken toe voordat we achteraan de rij aansluiten. In de ochtend duurt dit niet zo lang omdat veel monniken ervoor kiezen om het ontbijt over te slaan en alleen om 11.00 uur de lunch te gebruiken. We zijn klaar met ons gezang en schuifelen stapje voor stapje in de rij naar het buffet. De geur van rijst en groentecurry wordt langzaam sterker, en mijn maag begint te rammelen.

Traditioneel gaat een monnik op Piṇḍapāta (bedelronde) om aan zijn dagelijkse maaltijd te komen. In de tijd van de Boeddha bezat je als monnik niets anders dan de doeken die je droeg en je bedelnap. Je ging  langs de dorpen om het eten te ontvangen wat je iedere dag gegeven werd. Dit klooster heeft deze traditie hoog in het vaandel staan. Er hangt een kaartje waarop met kleuren en nummers de lokale dorpjes en weggetjes  getekend zijn, met daarnaast een intekenlijst zodat het bedelen gecoördineerd kan worden. Uit praktische overwegingen is er echter ook tweemaal daags een buffet,  volledig geschonken en klaargemaakt door de lokale bevolking.

Morgen is het volle maan, wat betekent dat mensen in de omliggende dorpen samenkomen om eten te offeren, te koken en de monniken toe te zingen. Ik herinner me plotseling hoe oncomfortabel dit voelde toen ik hier net aankwam. Ik, als rijke westerling, toegezongen door mensen die waarschijnlijk minder hebben dan ik, en die ook nog iedere dag voor mijn eten zorgen zonder er iets voor terug te vragen. Inmiddels voel ik vooral dankbaarheid en verwondering, en realiseer ik me hoe bijzonder deze symbiotische relatie tussen het klooster en de omliggende omgeving eigenlijk is. Ongelooflijk als je er bij stilstaat, dat sinds de tijd van de Boeddha, nu bijna 2600 jaar geleden, er kloosters zoals deze zijn geweest, alleen maar mogelijk gemaakt door de wederzijdse band van Dāna (vrijgevigheid). De monniken wijden hun leven aan het beoefenen en doorgeven van de leer van de Boeddha, terwijl de mensen Dāna beoefenen door de monniken te voorzien van wat ze nodig hebben.

Een ander voorval illustreert hoe deze bijzondere plek eigenlijk van niemand, en daardoor misschien wel van iedereen is. Omdat ik verblijf in het drukke centrale deel van het klooster, waar ook nog eens hard gewerkt wordt aan een nieuw gebouw, zoek ik in de middag meestal een stille plek op om buiten in de schaduw te mediteren. Zo vond ik een paar weken geleden een kleine kokosboom plantage in een uithoek van het klooster, waar een tweetal Kuti’s (traditionele jungle hutjes) staan die nog in aanbouw zijn en dus niet worden bewoond door monniken. Eén van de kuti’s heeft een platte bovenkant met een verhoogd dak; de perfecte plek om in de schaduw, midden tussen het windgeruis van de palmbomen en het geluid van het stromende beekje, mijn zit- en loopmeditaties te kunnen doen.

meditatie palmbomen klooster sri lanka
Mijn meditatie plek op het dak van de leegstaande kuti, midden in een palmboom plantage

Als ik op mijn een-na-laatste dag in het klooster kom aanwandelen op deze inmiddels vaste plek, staat daar opeens een Sri Lankaanse monnik het trappetje van de hut te vegen. “Theruwan Saranai” groet ik hem. Hij glimlacht en groet terug. “Ik dacht dat deze kuti leeg stond, dus ik mediteer hier altijd op het dak.” vertel ik hem. “Wat goed, ga vooral je gang! Ik woon hier net en heb samen met een vriend vanochtend alles netjes gemaakt.” reageert hij. Ik gluur door het venster naar binnen en zie nog precies dezelfde kale ruimte als altijd, met alleen een houten bed zonder matras en het simpele bureautje. “Je moet nog verhuizen dan zeker?”, vraag ik zonder erbij na te denken. “Oh nee hoor, dit is alles wat ik nodig heb,” antwoordt hij met een gulle lach. “Maar je matras dan?” zeg ik, terwijl ik denk aan dat keiharde mini stukje schuim waar ik dagelijks op slaap maar inmiddels toch dankbaar voor ben. “Nergens voor nodig, dit is genoeg.” antwoordt hij met dezelfde grote glimlach.

Ik associeerde een kloosterleven altijd met een bepaalde kaalheid en hardheid, maar hoe langer ik hier ben, hoe meer ik de rijkheid, liefde en warmte ervaar die deze plek uitademt. Voor veel mensen lijkt leven met zo weinig een beperking, een kwestie van dingen opgeven. Ik realiseer me inmiddels dat het in werkelijkheid net andersom is: een bevrijding. Door niet langer bezig te hoeven zijn met wat “van jou” is, en simpelweg te leven van wat gegeven is, komt er rust en ruimte voor dingen die er echt toe doen. De eerste nacht op mijn keiharde bed voelde als een straf, terwijl ik de laatste nacht me niet meer goed kon voorstellen waarom ik er 2 maanden daarvoor zo’n groot probleem van maakte.

Loslaten, dat is misschien wel het sleutelwoord van mijn tijd in het klooster. Het klinkt zo eenvoudig, en het is makkelijk gezegd: “Je moet het gewoon loslaten!” Maar wat is dat nou eigenlijk precies, loslaten? Sinds ik terug ben, heb ik soms moeite om de belichaamde ervaringen en inzichten uit mijn tijd in het klooster in woorden te vertalen. Meditatie gaat over een ander, dieper weten dan het weten wat we vangen in woorden, of het weten in je hoofd. Het is een weten in het hier en nu, een weten dat verweven zit in alle vezels van je wezen, een weten waar je niet meer over na hoeft te denken. Althans, totdat je er in woorden aan iemand anders over probeert te vertellen…

De palmboom-plantage waar ik vaak mediteerde. Rechts zie je de kuti met het dakterras dat ik altijd gebruikte.

Loslaten dus. Misschien is het makkelijkst om te beginnen bij wat het vooral niet is: vasthouden, vastgrijpen, verlangen, controleren, oordelen, verwachten… Wat al deze activiteiten gemeen hebben is dat het allemaal bewegingen zijn met een bepaalde mate van contractie, van verkramping. Het zijn energieën die inherent een sluitende, vernauwende beweging in zich hebben. Mijn begintijd in het klooster had veel van deze energie. Ik kwam aan met het idee dat ik, net als ik gewend was van retraites, hele dagen zou mediteren en daarmee vast in allerlei interessante staten terecht zou komen, en veel nieuwe inzichten zou krijgen. Deze verwachting botste hard met de realiteit van het klooster. De eerste dagen leek ik überhaupt nauwelijks in staat te mediteren, al na een half uur verkrampte mijn lichaam, en  voelde ik veel weerstand tegen alle drukte, geluiden en activiteiten die in mijn ogen ervoor zorgden dat ik niet kon doen waar ik voor gekomen was.

Na anderhalve week worstelen begon me iets te dagen: wacht even, hier klopt iets niet. Ik realiseerde me ineens dat het hard nodig was om eens goed in de spiegel te kijken, en misschien maar gewoon te beginnen bij het begin: waarom ben ik hier? Waarom ben ik ooit begonnen met mediteren? Wat probeer ik te bereiken? Dit onderzoek bleek de start van een wonderlijk proces waarin ik stapje voor stapje mijn relatie tot meditatie en het spirituele pad opnieuw uitvond. En de vele zaken in het klooster waar ik weerstand tegen voelde? Die bleken uiteindelijk de sleutel tot een gezondere relatie met mijzelf, mijn omgeving en mijn beoefening.

Eén daarvan was vegen. Vegen, vegen en nog meer vegen. Soms leek het wel alsof het kloosterleven vooral bestond uit de hele dag maar vegen. Blaadjes vegen in de jungle? Waarom? Tegen de tijd dat je alles bij elkaar hebt geveegd is er alweer een heel nieuw bladerdek neergedaald. In die eerste dagen kon ik me groen en geel ergeren aan dat constante woosh woosh geluid van de simpele bezems overal, terwijl ik wanhopig probeerde iets van rust en stilte te vinden in mijn meditaties. Een Amerikaanse monnik wees me er al in de eerste dagen op dat de grond onder mijn kuti er niet erg netjes uitzag. Met frisse tegenzin begon ik dan ook maar iedere dag na het ontbijt met het vegen van de grond rondom mijn hutje.

Een deel van het klooster bestaat uit ongerepte jungle, nooit gekapt omdat de monniken daar woonden.

Naast alle weerstand en frustraties die ik ervaarde, maakte ik in de eerste paar dagen gelukkig ook een vriend. Behalve een groep buitenlanders zoals ik, was er namelijk ook altijd een grote groep Sri Lankanen aanwezig die net als wij in het wit als niet-monniken voor een korte of langere tijd in het klooster verbleven. Een daarvan bleek Asela te heten, een jongeman van halverwege de twintig die als je dit leest inmiddels monnik is geworden, maar toen ik hem ontmoette, was hij nog in het wit gekleed. 

Alle witgeklede leken eten in een aparte zaal, gescheiden van de monniken. Hierbij voelde ik in het begin nogal een afstand tot de Sri Lankanen, en zocht ik in eerste instantie vooral contact met andere westerlingen. Zo ontmoette ik de eerste dag Robert, een Zweedse psychiatrisch verpleegkundige van mijn leeftijd, die ieder jaar in de zomer in een instelling werkt om in de winter naar Sri Lanka te kunnen vertrekken om daar zoveel mogelijk tijd door te brengen in kloosters en de natuur. Een bijzondere en inspirerende man die mij de eerste dag opving en letterlijk wegwijs maakte in een klooster waar je gemakkelijk in verdwalen kunt – letterlijk en figuurlijk – als je de weg nog niet kent. De maaltijden zijn de vaste momenten van de dag dat je even in de grotere groep samenkomt. Je eet in stilte, maar dat neemt niet weg dat er daarnaast  altijd wel momenten zijn voor een praatje of een ontmoeting.

De eerste dagen was me tijdens het eten direct een Sri Lankaanse jongen opgevallen die altijd een stralende lach had, en een open en zachte energie uitstraalde. Toen ik na een ontbijt terug liep naar mijn hutje, zag ik hem bij een struik staan, heel voorzichtig witte bloemen plukkend. Het geïmproviseerde mandje dat hij vasthield, een in elkaar gevouwen blad van een grote plant, zat vol prachtige bloemen met allerlei kleuren. Hij glimlachte naar me, vroeg hoe ik heette en waar ik vandaan kwam. Hij bleek Asela te heten en uit een stad te komen die ongeveer een uur van het klooster vandaan lag. In tegenstelling tot veel andere bezoekers zat hij hier met de oprechte intentie om monnik te worden, hij wist het alleen nog niet zeker. Hij vroeg aan mij of ik ook monnik wilde worden. “Ik weet het nog niet, maar ik denk van niet”, antwoordde ik eerlijk. “Mijn familie en vrienden wonen ver, en het lijkt me niet leuk ze achter te laten”. Hij kon zich moeilijk uiten in het Engels, maar ik zag aan hem dat hij het begreep. “Ga je mee naar de Pūjā bij de Pagoda zometeen?” vroeg hij. Ik had geen idee waar hij het over had maar was blij eindelijk wat verbinding te hebben na alle stress en frustratie van de afgelopen dagen, dus knikte ik meteen enthousiast ja.

pagoda klooster sri lanka
De pagoda in het prachtige ochtendlicht, net nadat we alles hebben geveegd, opgeruimd, en verse bloemen bij de Boeddha hebben gezet.

De Pagoda waar ik al eerder was langsgelopen bleek de thuisbasis te zijn van ons als leken. Asela legde uit hoe het overdekte gedeelte aan de zijkant gebruikt werd als meditatieruimte, en wees me de speciale zandpaden voor loopmeditaties, en de met mosquito-netten overdekte zitplekken op het lager gelegen terras, welke door ons als leken gebruikt konden worden. Maar niet het hogere terras; deze waren alleen voor gebruik door monniken. Verschil moet er zijn. Asela bleek samen met de andere Sri Lankaanse leken te wonen in een gebouw vlak naast de Pagoda. Hij legde uit hoe ze samen tweemaal daags alles aanvegen en opruimen, om vervolgens een Pūjā – een traditioneel ritueel van offeren aan een Boeddhabeeld – te doen waarbij ze onder andere schalen gevuld met verse bloemen gebruikten. 

Dit tweemaal daagse ritueel werd, naast de maaltijden, al snel mijn houvast. Het vegen, schikken van de bloemen, het harken van het zand, langzaam begon ik steeds meer waardering te krijgen voor deze simpele activiteiten, en in te zien hoe deze een essentieel onderdeel vormden van de routine in het klooster. De eerste keer dat Asela me wenkte om samen met hem de bloemen te schikken, voelde ik iets waar ik pas later het woord voor vond: devotie. Met zoveel mogelijk aandacht maakte ik mijn schaal zo mooi als ik kon, waarna we hem later met elkaar voor het Boeddhabeeld neerzetten, onder begeleiding van ons gezamenlijke gezang. Tijdens deze Pūjā’s vormen we een lange rij, en geven de wierook, bloemen en andere attributen aan elkaar door om ze zo uiteindelijk bij de Boeddha neer te zetten.

bloemen klooster sri lanka
Met veel aandacht en zorgvuldigheid maken we tweemaal daags nieuwe schalen met verse bloemen om te offeren aan het Boeddha-beeld.

Als westerling die ooit vanwege teleurstelling en intellectuele overtuigingen de kerk uitgestapt is, heb ik nooit goed begrepen wat het nut is van dit soort rituelen. Ook hierin leerde het klooster me volop nieuwe lessen. Ik zag hoe toegewijd de Sri Lankanen iedere dag de voor hun heilige Pagoda opruimen en met veel zorg de rituelen uitvoeren. Na wat onwennigheid kon ik langzaam mijn eigen vooroordelen loslaten en me ook met heel mijn hart overgeven aan deze activiteiten. Geleidelijk aan begon ik te leren hoe deze overgave en toewijding iets wezenlijks in beweging brengt in je innerlijke systeem.

Zowel in de ochtend als in de avond werd het einde van de Pūjā  altijd gevolgd door een groepsmeditatie buiten, onder de overkapping. Al snel merkte ik dat wanneer ik met overgave had meegedaan aan het opruimen en het ritueel, er vaak meer ruimte en rust was tijdens de meditaties. De drukke geest, met al haar frustraties, plannen en oordelen, verdween soms even wat meer naar de achtergrond. Met een warm en open gevoel van tevredenheid kon ik op die momenten simpelweg aanwezig zijn op deze plek, met deze mensen. Het kabbelen van het beekje achter me, de apen spelend in de bomen, het zien van de schemer die langzaam over het terrein neerdaalt. In plaats van frustratie was er nu ook plaats voor een ander gevoel: vrede. Een diep gevoel van tevreden zijn.

overkapping pagoda klooster sri lanka
De overkapte meditatie-ruimte met uitzicht over de Pagoda. Je hoort het stromen van een beekje, achter je, het geruis van de bomen, vogelgezang, en het geluid van de spelende apen in de verte.

Devotie is een lastig woord met verschillende associaties, dus ben ik uiteindelijk uitgekomen op het woord toewijding. Door me helemaal toe te wijden aan het vegen, het opruimen, het bloemschikken, het ritueel, leek er een opening te ontstaan die het mogelijk maakte om simpelweg aanwezig te zijn in het hier en nu. Inmiddels realiseer ik me dat de devotie niet zozeer gaat om het vereren van iets mysterieus, iets buiten jezelf. Wat je vooral doet is innerlijke ruimte maken voor het cultiveren van bepaalde kwaliteiten in jezelf. Op deze manier is toewijding een opening, een beweging van loslaten. Door je volledig te richten op iets wat niet gaat over “ik, mij en mijn” valt de gebruikelijke krampachtigheid van de geest even weg. Als je met volle oprechtheid bloemen schikt voor de Boeddha, is er geen ruimte voor al je kleine persoonlijke frustraties of oordelen, maar open je het hart voor iets dat ruimer is dan alleen je Kleine Zelf. Voor verbinding, voor niet-weten, voor simpelweg zijn.

Na mijn frustraties van die eerste weken kwam ik langzaam weer terug bij de basis van Mindfulness: met open gewaarzijn aanwezig bij wat zich als vanzelf in het hier en nu aandient. Hier heb je geen speciale houding of stilte voor nodig. Sterker nog: ik mediteer inmiddels eigenlijk altijd met mijn ogen open. Ik wil letterlijk en figuurlijk niet langer mijn ogen sluiten voor al het moeten, willen en ontwijken dat mij door de jaren is aangeleerd. Dat is de les die ik na een aantal weken langzaam leerde: er is niets speciaals nodig voor vrede in het hier en nu, behalve dan misschien een laten. Het is letterlijk een ont-moeten. Stoppen met bezig zijn met ik, met mij en met mijn. Wanneer je dat kunt laten voor wat het is, terwijl je tegelijkertijd met alle zintuigen volledig verwelkomend aanwezig bent in het hier en nu… dan is er vrede. Dan opent zich een diepere stilte. Ook temidden van alle wind, vogels, apen, betonboren en bezemgeluiden. Een vrede en stilte zo diep dat zelfs geen geluid haar nog kan verstoren.

Het lijkt zo simpel, maar toch is het niet eenvoudig. Door mijn moeizame eerste weken besloot ik op een zo eerlijk mogelijke manier opmerkzaam te zijn van mijn eigen overtuigingen, van moment tot moment. Zo ontdekte ik bijvoorbeeld al snel dat ik het nog altijd moeilijk vond om geen weerstand te voelen tegen gedachtes, een onrustige en drukke geest tijdens meditaties en daarbuiten. Iets wat na al die jaren meditatie nog altijd veelvuldig aanwezig is. In de ruimte die het klooster me gaf, begon ik langzaam te zien dat het probleem niet de gedachten of de onrust was, maar vooral mijn weerstand ertegen. En nog subtieler: de overtuiging dat een “goede” meditatie een meditatie is met een rustige en kalme geest.

buddha boeddha beeld sri lanka meditatie
De grote meditatie-zaal in het centrale deel van het klooster, met een kaars brandend bij de Boeddha.

Nog niet eerder had ik zo helder gezien hoe al deze subtiele – en minder subtiele – overtuigingen van moment tot moment aanwezig zijn in de geest. Ik had al wel eerder met gedachten geoefend, zeker wanneer ik op lange retraites in staten van diepere concentratie kwam. Gedachten zien als gedachten die zichzelf denken, en niet als iets “van mij”. Een hele behulpzame oefening die je vaak terug hoort als een belangrijk “Aha!” moment van mensen na retraites. Je bent niet je gedachten. Maar de geest is veel meer dan alleen maar gedachtes. Er zijn ook overtuigingen, denkbeelden, perspectieven, houdingen. Subtiele gekleurde brillen, waardoor je naar je ervaring van het huidige moment kijkt, als een sluier over de ervaring, die deze onherroepelijk een bepaalde kleur en smaak geeft.

Inmiddels realiseer ik me waarom veel van deze subtielere elementen eerder aan mijn opmerkzaamheid wisten te ontsnappen, zelfs op retraites. Een overtuiging heeft namelijk in zich ingebouwd dat je deze niet ziet. Je bent als het ware blind voor je eigen overtuigingen. Het is als een enkelzijdig venster: je kijkt er wel door naar buiten, maar kunt er niet door naar binnen kijken. Als je ergens van overtuigd bent, heb je de wereld immers in een hokje gestopt, een hokje zonder deur, waar je vervolgens jezelf in hebt opgesloten.

Ook hier ervaarde ik het verschil tussen een intellectueel weten, en belichaamd weten. Ik wist allang dat ik mijn gedachtes en overtuigingen niet moest veroordelen, ik had het immers al zo vaak in boeken gelezen en van leraren gehoord. Maar voor inzicht en transformatie heb je meer nodig dan een intellectueel weten. Wat ik nodig bleek te hebben was een flinke dosis veeg-frustratie, bouwgeluiden, kramp in mijn benen en schouders, en zeeën van tijd in een klooster waar verder niet veel gebeurt.

Langzaam kroop ik uit steeds meer hokjes van overtuigingen die de geest voor zichzelf bouwt en begon ik de overtuigingen zelf van moment tot moment waar te nemen. Een compleet nieuwe dimensie voor mijn beoefening. Het was alsof je plotseling een nieuw zintuig ontdekt, een nieuw veld van je ervaring dat er altijd is geweest, maar wat je nooit eerder bewust hebt gezien. En zoals een bekende uitspraak luidt: wat je ziet, dat ben je niet. Door deze overtuigingen waar te nemen in gewaarzijn, als fenomenen die in het hier en nu opkomen, er even zijn, en ook weer gaan, begon de identificatie met die overtuigingen langzaam op te lossen. En daarmee begon alles wat ik eerder over meditatie dacht op losse schroeven te staan.

Ik begon zowaar weer plezier te krijgen in mijn zit- en loopmeditaties. De kramp in mijn lichaam verzachtte en het werd weer mogelijk om langere tijd te zitten. In plaats van mediteren omdat er een overtuiging was dat het moest, was er nu een intrinsieke motivatie om simpelweg te onderzoeken wat er allemaal in het hier en nu te ervaren is. Ook de ervaring van de meditaties zelf veranderde compleet. Ik ontdekte dat ik vanaf ieder vertrekpunt, dus ook een onrustige en drukke geest, bij de stilte van vrede in het hier nu kon komen. Er hoeft niks veranderd of weg, maar juist het volledig omarmen van de ervaring is de sleutel. Of zoals ik in mijn notitieboek schreef na een meditatie tussen de wuivende bomen van de jungle: daar waar liefde en leegte elkaar ontmoeten; daar schijnt het licht.

kuti klooster sri lanka
Een zogenaamde cave-kuti: een traditionele hut gemaakt in of onder een rots. Aan de waslijn hangen rode monnik-gewaden te drogen, links de traditionele bezem.

Meditatie kreeg iets… alledaags, iets heel gewoons en vanzelfsprekend. Het vegen, de rituelen, het zitten, het lopen, langzaam begon het te dagen dat het allemaal onderdeel is van eenzelfde beweging: openen, omarmen, loslaten. Tot ik op een dag de ervaring had die dit onherroepelijk in mijn hele wezen liet inzinken. Na even gerust te hebben na de lunch, besloot ik naar mijn vaste plek in de palmboomplantage te lopen om daar een aantal uren loop- en zitmeditatie te doen. Tijdens de wandeling was ik gewaar van het zien, de natuur om me heen, de warmte van de zon, dan weer een gedachte over thuis, dan weer het horen van de geluiden, dan weer het voelen van de spieren in mijn benen bij het oplopen van de de heuvel. Na een klein half uur kwam ik aan op mijn vaste plek en realiseerde me dat ik de volledige wandeling aanwezig was geweest, ondanks dat de geest bij vlagen heel onrustig was en er ook veel gedachten waren. Een gevoel van bevrijding en opluchting kwam over me. Zo simpel kan het dus zijn, dacht ik. Ik ging zitten op mijn kussentje, kruiste mijn benen en… niets.

Het was er allemaal al. Al die jaren had ik meditatie op een voetstuk geplaatst, iets speciaals wat je doet, in een speciale houding, om iets speciaals te bereiken. En al die tijd was het mij ontschoten dat het juist exact andersom is: meditatie is het meest geaarde en alledaagse wat je maar kunt doen. Aanwezig zijn, met een open en nieuwsgierige houding, zonder doel. Je hebt er niets bij nodig, je hoeft alleen maar dingen te laten. En dit moment, hoe ik van de wandeling overging in de zitmeditatie, mijn benen kruiste maar tegelijkertijd realiseerde dat er niets veranderde of hoefde te veranderen, dat ik niet iets speciaals of bijzonders hoefde te doen, dit was zo’n moment van belichaamde ervaring, van een inzicht dat diep tot je vezels doordringt. Het voelde als een grote zware rugzak die ik eindelijk van me af kon zetten. Strijden hoeft niet meer, het is ok. Vrede, vrede, vrede.

Een groot stuk rots dat boven de jungle uitsteekt geeft een ontzagwekkend uitzicht over de omgeving. De ideale plek voor meditatie bij zonsondergang.

Nu ik terug ben in mijn normale leven, is het niet zoals in het klooster. Er zijn weer allerlei andere oude en nieuwe overtuigingen, en er moet van alles, vooral van mezelf. Maar toch is er ook iets fundamenteel veranderd: er is een weten dat loslaten op ieder moment mogelijk is. Een vertrouwen dat ik altijd mag pauzeren, openen, om zo terug te keren naar de vrede en stilte die onder de wirwar van alledag verborgen ligt.

Als ik terugkijk was ik hiervoor vooral bezig om die stilte te zoeken, met het idee dat die ergens buiten mij lag, dat er iets gedaan moest worden om haar te bereiken. Nu is er vertrouwen. Het vertrouwen dat ik steeds opnieuw alles mag laten, en zo kan terugkeren naar de stilte die er altijd al is geweest, en die er altijd zal zijn.

De stilte van de jungle kent vele geluiden…

Wil je na het lezen van dit verslag iets delen of vragen? Je kunt hier onder een reactie achterlaten. Op de contactpagina staan alle manieren om mij te bereiken.

9 reacties

  1. 🙏 je geeft ons inzicht in hoe het daar voor jou was. Ook dank voor het delen van jouw spirituele lessen. Mooie opbouw (van buiten naar binnen naar buitenbinnen) met een rustig tempo. Ik denk dat ik het nog wel 20 keer kan lezen! Grappig: vlak nadat ik gewaarwerd van mijn drukke hoofd tijdens het lezen, las ik je stukje over het laten zijn van jouw drukke hoofd.

    1. Dankjewel Els, ook voor het delen van jouw druk druk druk. Die komt bij mij ook dagelijks nog voorbij.

  2. Heel mooi opgeschreven. Ik zie alles voor me bij het lezen. Een bijzondere ervaring. Ik wens je de zon, sterren en de maan:)

    1. Dankjewel voor de prachtige wens Iris.

  3. Wat een mooi verhaal! Het maakt zo duidelijk waarom meditatie/mindfullness zo goed en fijn is. Ik sla de link op, om nog een paar keer te lezen als ik daar behoefte aan heb.

    1. Wat fijn om te horen dat het behulpzaam is voor jou Lisa!

  4. Mooi Markus
    Prachtig verhaal
    Fantastische foto’s
    Dank voor het delen, ons meenemen en jouw wekelijkse meditaties

  5. roos leopold avatar
    roos leopold

    Prachtig Marcus. Een hele inspirerende ervaring. Je beschrijft het helder, mooi en toegankelijk. Dankjewel daarvoor

    1. Dankjewel Roos, fijn om te horen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *